'W. Is. Niet. Vermist. W. is god weet waarnaartoe vertrokken en heeft ons nergens van verteld. Hij heeft ons geditcht.' Drie jaar geleden is W. van de ene dag op de andere onvindbaar geworden. Bestemming? Onbekend. Motieven? Idem. Hij laat zijn boezemvriend Olaf en diens ex-vriendin Hilde in grote vertwijfeling achter en zadelt ze op met een patchwork van zowel broze, bevreemdende, grappige als tergende herinneringen.
In de licht absurdistische maar knap geconstrueerde debuutroman van Tiemen Hiemstra voert Olaf het woord en ontrafelt hij in bondige scènes zijn verhouding tot W. en zijn almaar stijgende fascinatie voor dat heerschap met zijn karakteristieke geneurie, met wie hij zo de slappe lach kon krijgen.
Tiemen Hiemstra (°1991) komt als schrijver niet helemaal uit het niets vallen. De uit Groningen afkomstige Nederlander studeerde woordkunst in Antwerpen en was in 2010 een Kunstbende-laureaat. Hij publiceerde ook al verhalen in tijdschriften als Tirade, nY en Hard/hoofd en verbleef in de Parijse schrijfresidentie van deBuren. Tegenwoordig voltijds wonend in Antwerpen, etaleert hij in zijn eersteling een vanzelfsprekend talent, haast los uit de pols. Hij schrijft met een ingehouden frivoliteit, om dan toch ook weemoed toe te laten. Toch heeft hij zijn romanraderwerk prima onder controle.
Wittgenstein
Verdwijningen fascineren Hiemstra bovenmatig. Heeft dat te maken met de verdwijning van zijn opa Frederik Fake Hiemstra, die in 1973 spoorloos raakte in de Pyreneeën? Vast wel. Hiemstra verschanste zich trouwens zélf een poos in Leipzig en knipte vrijwel alle banden met het thuisfront door, om er als postbode te werken. Hij kreeg er af te rekenen met paniekaanvallen, ontheemding en hartkloppingen. Die deplorabele toestand leidde wel tot een eerste aanzet voor zijn roman W.
De W. verwijst naar de filosoof Ludwig Wittgenstein, die er ook een handje van had om plots in rook op te gaan. Is het eveneens een knipoog naar de Franse schrijver Georges Perec, en diens W of de jeugdherinnering? Daarin reconstrueert hij de dramatische leegte van zijn jeugdjaren, de verdwijning van zijn Joodse ouders.
Hiemstra neemt je meteen bij de kladden in de proloog, waarin Olaf zit te turen naar zijn overbuur, een oefenende bokser. 'Waarschijnlijk fascineert hij mij omdat hij belichaamt, wat ik niet ben: nuchter, doortastend, daadkrachtig. (...) Het verlangen om jezelf op te branden. Het verlangen om moe te zijn.'
Olaf is een onzekere, met twijfel behepte jongen, wat hij kon wegmoffelen bij de veel daadkrachtigere W. Bij hun eerste ontmoeting op school is er afstand, maar later ontstaat er een bijna symbiotische omgang, in zoverre dat de buitenwereld zich afvraagt - en zijzelf ook - of ze toch niet gay zijn. Dat is niet het geval, maar Hiemstra speelt even met die ambiguïteit. 'Ik voelde de euforie knetteren tot in mijn vingertoppen.'
Die intense verbondenheid tussen Olaf en W. wekt hij krachtig tot leven. Maar het tijdelijke van zo'n adolescentengehechtheid vangt Hiemstra evengoed. Er komt afstand wanneer Olaf in Antwerpen gaat studeren en W. naar Buenos Aires trekt, met een dubbelzinnige rol voor Hilde. Toch vormen ze een trio met een zekere onverwoestbaarheid. Want ook W. waart er later weer rond.
'Zoals ik het mij herinner was Antwerpen de speeltuin waarin Hilde, ik en W. geen genoeg van elkaar konden krijgen.' De cafés en academies van de stad zijn mooi tot leven gewekt. Hiemstra verweeft duidelijk autobiografische elementen uit zijn eigen studententijd. Maar in het hier-en-nu is er de ontsteltenis over W.'s verdwijning, die Olaf verlamt.
Pretsarcofaag
Maar wie is W. werkelijk? 'W. was bang om 'typisch' te zijn, maar hij was er zich tegelijkertijd ook van bewust dat het ondoenlijk was om naar uniciteit te streven.' W. sprokkelt bijvoorbeeld wandelende takken, als poging om zijn 'angst voor insecten' te overwinnen. Na zijn vermissing probeert Olaf hardnekkig sporen te reconstrueren. Hij baant zich een weg door de gekopieerde inhoud van W.'s laptop, waar hij in het document 'De pretsarcofaag' een essay of memes uitvlooit. Helaas, de zoektocht naar het 'geheime element waarmee M. afscheid nam' levert niet veel op. 'Alles baadde in het helderste licht en zweeg.'
'Om een of andere reden stel ik me hem voor zonder ziel. Alsof hij blind en doelloos voor zich uit strompelt. Wie ben jij? De vraag die geen antwoord duldt.' Dit merkwaardige, imponerende boek - zowel een coming-of- ageroman als een rêverie over ongetemperde vrijheidsdrang - schakelt subtiel van zwaarte naar lichtheid. In een iets te geforceerd slot- akkoord wordt het mysterie ook niet opgelost, maar nog even dik aangezet.
En ja, er worden best veel Nederlandse debuten op ons afgevuurd. Maar met zijn aparte verteltoon (met weliswaar enige invloeden van de vroege Reve en J.D. Salinger) is dit er onmiskenbaar eentje om uit de stapel te grissen.
Das Mag, 22,50 euro.
Verberg tekst