Details
62 p., [7] p. foto's
Besprekingen
De Standaard
Oppervlakkige beschouwers durven wel eens te beweren dat Erik Vlaminck steeds opnieuw hetzelfde boek schrijft. Dat is onwaar. Al begrijp ik waar die boude stelling vandaan komt. Sinds Vlaminck een romancyclus over zijn persoonlijke en familiale geschiedenis heeft afgerond, spitst hij zijn aandacht nog haast exclusief toe op de onderkant van de samenleving, op mensen die uit de boot vallen of dreigen te vallen. Dat doet hij in De brieven van Dikke Freddy, een reeks columns waarin hij een man zonder stem het woord verleent, en ook en vooral in zijn romans. Die romans zijn geschreven in een heel eigen idioom, ergens halfweg tussen gesproken Vlaams dialect en geschreven standaardtaal. Misschien kan je zijn werk het best vergelijken met een schaakspel. Het gaat al jaren steeds om hetzelfde bord met daarop dezelfde stukken, maar telkens wordt er een andere partij gespeeld. Vlaminck schrijft ook voor het theater. Daar zet hij dezelfde schaakstukken op hetzelfde bord als bij zijn romans. Het minste wat je kan zeggen is dat hij daarmee een eigen en coherent literair universum heeft geschapen - wars van paternalisme of sentimentaliteit in de behandeling van zijn personages. Die kruipen onder de huid van de lezer, die wellicht tot zijn verbazing vaststelt dat hij zich een boek lang heeft laten meeslepen door de lotgevallen van duivenmelkers, kermisvolk en andere kleine garnalen. Vlamincks theaterwerk is bovendien vaak rechtstreeks verbonden met zijn romans. Een personage uit de roman Suikerspin werd later bijvoorbeeld het hoofdpersonage van de monoloog Miranda van frituur Miranda.
Eerder dit jaar verscheen Vlamincks recentste roman, De Zwarte Brug, waarin hij het personage Leo Lenaerts opvoert, een trouw schrijver van lezersbrieven aan verschillende kranten. Die brieven staan bol van rancune en kwaadheid op de wereld. Uiteindelijk leidt al die opgeklopte haat, woede en frustratie tot een wanhoopsdaad, een schot dat de wereld moest veranderen, maar dat zijn doel mist.
De Zwarte Brug en De Wattman, een theatertekst die Vlaminck voor muziektheatergezelschap De Kolonie schreef, zijn duidelijk zeer verwant. Dat komt uiteraard door de toon, maar dit keer toch vooral door de opbouw. Om het opnieuw in schaaktermen te zeggen: de verwantschap zit niet in de opening, maar in het eindspel. Allebei de teksten eindigen met een krantenartikel, het verslag van een fait divers, dat een heel andere betekenis krijgt door de tekst die eraan voorafgaat.
Advocaat
In De Wattman neemt Leon Vermast het woord. Daarbij worden monologen afgewisseld met gesprekken met zijn advocaat (wiens replieken zijn weggelaten). In de gevangenis kijkt Vermast terug op de belangrijkste gebeurtenis uit zijn leven. In de vroege ochtend van 10 mei 1940 is hij met de tram onderweg naar Hoboken. Hij krijgt de opdracht meteen naar Mortsel te rijden, waar een psychiatrische instelling is getroffen door een Duits bombardement, meteen al op de eerste dag van de oorlog. Hij moet patiënten die de aanval overleefd hebben naar een school in Merksem brengen. Het blijkt een ervaring te zijn die zijn leven voorgoed verandert. In welke zin, dat blijkt pas helemaal op het eind.
Verrassen doet Vlaminck met De Wattman niet. Tenzij door een vergeten bombardement op Mortsel in herinnering te brengen, in het collectieve geheugen weggevaagd door de 936 doden die drie jaar later in dezelfde gemeente vielen bij een veel vernietigendere aanval. De twaalf doden van mei 1940, psychiatrische patiënten dan nog, verzonken in het niet. Wel is De Wattman een bewijs van vakmanschap - voor zover dat nog nodig was. Spektakelrijk is de tekst niet, de schoonheid zit hem net in de schijnbare alledaagsheid van het hoofdpersonage en zijn verhaal. Ook de kleine man worstelt met grote drama's.
Vrijdag, 72 blz., 10 €.